Geschreven door Ralph Koppers op 4 december 2019
Het verschil tussen informatie en informeren
Dankzij de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) hebben patiënten recht op duidelijke informatie over eventuele onderzoeken, behandelingen en hun gezondheidstoestand. Vanaf januari 2020 wijzigt de WGBO waarbij artsen onder andere uitgebreider moeten voorlichten, bijvoorbeeld over ‘niet behandelen’. De bedoeling van deze wijziging is de positie van de patiënt verder te versterken.
Bij wet en regelgeving lijkt het informeren van patiënten dus goed geregeld. Echter in de dagelijkse praktijk valt dat wel wat tegen. Patiënten krijgen inderdaad veel informatie, maar worden vaak niet echt goed geïnformeerd. Dit heeft te maken met de timing van het aanbieden van informatie en met de vorm waarin deze informatie aangeboden wordt.
Slechte timing
De gangbare en traditionele manier van aanbieden van informatie aan patiënten is: ‘de dokter vertelt en de patiënt is toehoorder’. De setting waarin dit plaatsvindt is de spreekkamer. Uit de literatuur blijkt dat het rendement van deze informatieoverdracht uitermate beroerd is. Patiënten onthouden slechts 20-40% van de informatie.
Eén van de redenen waarom dit percentage zo laag is, heeft te maken met de timing. In de hierboven geschetste setting bepaalt de arts het moment van informatieoverdracht. Patiënten zitten in een afhankelijke rol, waarbij onzekerheid en spanning tijdens een bezoek aan de dokter een grote rol spelen. Dit is een uitermate slechte setting om informatie te absorberen en verwerken. Bijna alle patiënten en naasten die dit meegemaakt hebben zullen dit herkennen en beamen. Slechte timing dus!
De vorm van de informatie
Het tweede punt betreft de vorm waarin de informatie wordt aangeboden. Zoals gezegd: ‘de dokter vertelt en de patiënt is toehoorder’. Na het gesprek krijgt de patiënt nog een aantal tekstuele folders mee naar huis. We hebben hier dus te maken met mondelinge en tekstuele informatie. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat onze hersenen veel beter in staat zijn om beelden te onthouden dan gesproken woord of tekstuele informatie. Naast dat onze hersenen beelden beter onthouden, denken de meeste mensen ook in beelden. Dit fenomeen zal iedereen herkennen uit de dagelijkse praktijk.
Ik zal dit toelichten aan de hand van het volgende voorbeeld. U hebt een boek gelezen en gaat enige tijd later naar de bioscoop om de verfilming van dit boek te zien. De beelden die u gevormd heeft tijdens het lezen van het boek komen nooit overeen met de beelden die in de film gebruikt worden. Gesproken woord en tekst is dus geen goede vorm om medische informatie aan te bieden. De literatuur laat zien dat beeldende informatie veel beter beklijft en bovendien voorkomt dat er allerlei verkeerde beelden ontstaan in de gedachten van patiënten en hun naasten.
Van informatie naar informeren
Het geven van informatie alleen is dus niet voldoende. Zorgverleners zullen een stap extra moeten zetten en na moeten denken over de manier waarop ze de informatie aanbieden, oftewel nadenken hoe ze beter kunnen informeren. Daarbij zal de focus moeten liggen op de timing – welk moment kies ik om informatie aan te bieden? – en de vorm van de informatie: beeldend in plaats van tekstueel.
Het eindresultaat van informatie versus informeren is indrukwekkend: beter begrip in minder tijd – één beeld zegt meer dan duizend woorden – en dus een efficiënter proces. Voordeel voor patiënt én zorgverlener!